Eten

Lange wandelingen
Duizenden jaren geleden woonden er nomaden in ons land.
Nomaden zijn mensen die niet op vaste plekken wonen, maar die steeds rondtrekken.
Als ze gingen rondtrekken dan kwamen ze niet vaak andere groepen tegen.
Het landschap was verlaten  en er waren geen huizen of straten.
In de IJstijd was het koud, maar het werd warmer.
Het land was voor een deel nog met ijs bedekt. Het andere deel was vrij kaal met gras en wat struiken. Dat heet een steppe. Aan de rand van de steppe had je berkenbossen.
In het bos gingen ze op zoek naar bessen, wortels, kruiden en andere groenten. En ze jaagden op dieren. De moeders en kinderen gingen op zoek naar eten in het bos en de vaders gingen jagen. Als ze dan thuis kwamen, hadden ze vlees, wilde bessen, blad groenten, knollen, zaden, honing, eieren, havervlokken, frabozen, aardbeien, bramen, appels, hazelnoten, meel en brandnetels en daar van maakten ze brood, soep, koekjes en brandnetel kroketten van.

 


 

Wanneer zijn de nomaden op een vaste plek gaan wonen?
Ongeveer 10.000 jaar geleden, toen het ijs helemaal gesmolten was, werd het warmer en begonnen ze op vaste plekken te wonen.
Ze leerden namelijk hoe je dieren tem moest maken, vee konden houden en graan konden verbouwen.
Nu konden ze gewoon in een huis wonen en konden ze daar blijven.
Ze hoefden niet meer naar voedsel op zoek.

schooltv.nl/video/de-eerste-boeren-mensen-in-de-steentijd/#q=steentijd