De mensen in de Steentijd woonden niet op een vaste plek.
Ze verhuisden steeds naar een nieuwe plek.
Ze zoeken plekken waar genoeg water en eten is.
Ze bouwen hutten van stokken en dierenhuiden.
Ze naaien de huiden aan elkaar vast. Tot een groot zeil.
Als de stokken in de grond stonden dan moest het grote zeil over de stokken heen gelegd worden.
Er werden ook nog stenen op gelegd die er voor zorgden dat het doek niet wegwaaide.
Hoe kookten de mensen in de steentijd?
Van wrijfstokjes en vuursteen maken ze vuur.
Eerst graven de mensen een kuil die wordt bedekt met leer en gevuld met water.
Daar wordt water ,wilde kruiden ,groente en stukjes vlees ingedaan zo ontstaan een voedzame soep.
